Oorsprong van de schutterijen

De schuttersgilden vinden hun oorsprong in de middeleeuwen en hadden als taak lokaal de orde en veiligheid van de burgers te bewaken en op te treden bij opstanden, oproer en calamiteiten zoals brand. De oorspronkelijke rol van deze vroege ordedienst is aldus enigszins vergelijkbaar met die van de tegenwoordige politie. In de 14e eeuw ontstaan ze in de steden en in de 16e eeuw verspreidt het fenomeen zich ook over het platteland. Uit deze tijd stammen jaarlijkse gebruiken als het begeleiden van processies, het koningsvogelschieten en het schuttersmaal. Het gebruik van militaire rangen komt al in de 17e eeuw voor. Zo werd de leider ‘capiteijn’ genoemd, vergelijkbaar met de huidige voorzitter. Zijn linkerhand is de ‘leutenant’ en verder is er een ‘vaendraeger’. In deze tijd zijn schuttersgilden nauw verbonden met het lokale (stads-) bestuur en vervullen ze militaire en/of politietaken. Ook werd er geregeld door de schutters geoefend met wapens als kruisbogen, geweren en kanonnen bij de zogenaamde ‘doelen’, meestal op of net buiten de stadswallen.

18e en 19e eeuw, schuttersverenigingen

In de 18e eeuw verwerden de schutterijen steeds meer tot gezelligheidsverenigingen en schoten de ordehandhaving en beveiligingstaken er vaak bij in. De Franse bezetters hieven de schutterijen op en de beveiliging werd op nationaal niveau door het leger en op lokaal niveau door de gendarmerie, een soortement vroeg politiekorps, overgenomen. Na het vertrek van de Fransen werden de historische schuttersgilden weer heropgericht maar de militaire en beveiligingstaken bleven in handen van de steeds professioneler georganiseerde politie en het landelijke leger. In de loop van de 19e eeuw is een verder onderscheid ontstaan tussen de uit de middeleeuwen stammende lokale milities / broederschappen en de steeds meer nationaler georganiseerde politie, leger en de na de Franse tijd opgerichte dienstdoende en rustende schutterijen die de ordehandhavende en militaire taken van de oude schutterijen hadden overgenomen. De schutterijen (die nog nauw verbonden waren aan de plaatselijke kerk, bevolking en tradities) werden in deze periode nog meer een gezelligheidsvereniging. Ook het schieten werd meer en meer een sport. In deze periode zijn schutterijen zich onderling gaan meten op zogenaamde schuttersfeesten. Zo gaat het OLS terug tot 1876. Er wordt gestreden in verschillende wedstrijden, zo schiet elke koning mee om koning der koningen te worden. Tijdens deze opleving werden in veel plaatsen schutterijen (her-)opgericht.

onder de schietboom

20e eeuw schuttersfeesten

In het begin van de 20e eeuw zijn schutterijen zich, mede door de schuttersfeesten waar vele schutterijen samenkwamen, uniformer gaan kleden voor een beter onderling onderscheid. Aanvankelijk ging men het gebruikelijke zondagse pak aanvullen met dezelfde petten of sjerpen. In Limburg ging men steeds vaker (min of meer historische) militaire uniformen dragen, in de overige provincies vaak historische gildekleding. In deze periode zijn veel bonden opgericht, waarin de gilden zich verenigden, om de wildgroei van schuttersfeesten aan banden te leggen. Zo is de OLS-Federatie opgericht in 1937.

In de tweede helft van de 20e eeuw zijn drumbands / muziekkorpsen en soms ook majorettenkorpsen toegevoegd aan de schutterijen. Ook mochten vrouwen bij steeds meer gilden lid worden, bijvoorbeeld als marketentsters of ‘soetelaarster’. Schieten mochten vrouwen lange tijd niet, daarom is het Limburgs Dames Schuttersfeest (LDS, als tegenhanger van het OLS) opgericht. Sinds 2001 mogen vrouwen wel meeschieten op het OLS.

bron: https://nl.wikipedia.org